Eindsprint uit het Vondelpark (Part II)

Lieve hardloopschoen,

Herinner jij je mijn Date from hell nog waar ik je gisteren over schreef ? Het drama eindigde in het duurste vijf sterren hotel van de stad, tijd om verder te gaan met het drama dat er voor heeft gezorgd dat ik nooit meer in het Vondelpark ren.

… Een tikje onzeker liep ik naar binnen, omdat ik bij het betreden van een vijf sterren tent altijd het gevoel heb dat ik al mijn manieren vergeet zodra ik over de drempel stap. Dit bleek bij mij niet het geval te zijn, maar helaas wel bij mijn date.

Hij had een grote mond tegen de obers, brulde de hele bar bij elkaar en maakte luidkeels alle gasten belachelijk. Zijn stemgeluid schoot, gelijk aan zijn alcoholinname, lineair omhoog. Ook bralde hij maar door over hoe hij was opgegroeid in een kneuterdorp en dat hij zichzelf als een soort van Barbapapa had getransformeerd tot het geweldige homo sapiens dat hij nu was. Tijdens deze transformatie beweerde hij al het kneuterige van zich af te hebben geschud, maar hield hij wel graag kneutertafelmanier nummer 1 in ere: alles met een ‘k’ mag je met je handen eten. Ik verschoot van kleur en graai over tafel om de menukaart, waarvan de voorgerechten louter bestonden uit kaviaar en kreeftensoep, uit zijn handen te grissen. De hoofdgerechten en toetjes bleken wel ‘k-loos’ te zijn en daarom stelde ik snel voor om het voorgerecht over te slaan en in plaats daarvan een toetje te nemen. Voor het eerst van de avond waren we het roerend met elkaar eens.

Na het wegwerken van het toetje is Date’s stemgeluid doorgeschoten naar standje scheepstoeter en komt er eindelijk een einde aan deze uit de hand gelopen kermisattractie als hij om de rekening vraagt. Nadat het hele betaalproces, inclusief pincode, door het restaurant is geschetterd, verlaten we het hotel waarbij hij een behoorlijk spoor van vernieling achterlaat. De frisse buitenlucht geeft zijn hersencellen die nog niet door de alcohol zijn aangetast een nieuwe portie energie en binnen recordtijd sprint Date terug richting de stad. Hij gedraagt zich als de koning van het wegdek, waarbij bloempotten, madeweggebruikers en vuilnisbakken het zwaar voor hun kiezen krijgen. Toch kan hij het van de stoeprand en de trambaan niet winnen, met als gevolg dat ik hem tot drie keer toe van het wegdek moet oprapen. Als ik denk dat het niet erger kan, breekt op het Leidseplein de hel pas echt los.

Meneer vindt dat we best nog wel een glaasje wijn kunnen gaan drinken en ik krijg bevel om op staande voet mijn fiets uit mijn handen te laten vallen en met hem de eerste beste kroeg in te lopen. Als compromis stel ik een kalmerend kopje kamillethee voor, waarna hij mij als een ordinair viswijf begint uit te schelden op een manier waarvan een volleerd bootwerken nog wat kan leren. Nadat drie voorbijgangers hebben gevraagd of ze de politie moeten bellen kalmeert meneer eindelijk, raapt zijn fiets van de grond en spurt met een rotgang het plein af. Tijdens zijn dodemansrit raakt hij vier toeristen, drie stoepranden en wordt hij zelfs door een spiegel van de nachtbus geschept. Als ik hem na tien minuten eindelijk weet in te halen, totaal buiten adem en een tikje blauw aangelopen, blijkt de frisse buitenlucht zijn uitwerking te hebben gemist. Hem en zijn fiets met een arm ondersteunend weet ik hem voor zijn deur af te zetten, waar hij op de stoep als een kaartenhuis in elkaar stort. Terwijl hij luid snurkend op de stoep ligt, til ik zijn fiets van hem af, draai hem op zijn rug en begin al zijn zakken binnenste buiten te keren voor de huissleutel.

Na een klein gevecht zijn de sleutels gevonden, de voordeur geopend en is meneer weer bij zijn positieven. Hij zwabbert zijn huis in, moedigt mij aan om thee te zetten en valt daarna met een charmante plof tussen bank en salontafel op de grond. Terwijl ik een liter water op zet vraagt hij zich mompelend af sinds wanneer de bank pootjes heeft en zijn huiskamer is veranderd in een golfslagbad. Nadat ik de omgeving van de bank in een straal van drie meter heb vrijgemaakt van alles waar hij zich aan kan branden, stoten of schaven, hijs ik hem op de bank en loop ik, iets mompelend over ‘het is al laat, vroeg op morgen’, achteruit de kamer uit. Eenmaal buiten zet ik zijn fiets op slot, gooi de sleutels door de brievenbus en fiets met een dubbel gevoel richting huis. Nog voordat ik daar ben aangekomen heeft het alcoholische drama zich verplaatst naar de digitale snelweg. Mijn telefoon loopt over van de dronken excuses, schuldbekentenissen en andere genante openbaringen. Uit pure frustratie zet ik mijn telefoon uit en val ik uitgeput in een diepe slaap, mijzelf belovend nooit aan kinderen te beginnen.

Als ik ‘s ochtends mijn telefoon weer aan zet valt die bijna uit elkaar van alle wanhopige dronkenmans berichten. Niet wetende hoe ik moet reageren op de stortvloed besluit ik het op een beleefde maar afstandelijke ‘succes met de kater’ te houden. Later op de dag belt Date om duizendmaal zijn excuses aan te bieden en op te biechten dat hij ‘niet zo goed tegen alcohol kan’. Als goedmakertje voor deze desastreuse avond biedt hij aan mij een keer mee uit lunchen te nemen, zonder alcohol. Of anders konden we wel een keertje samen gaan hardlopen, want daar hield ik toch zo van? Hij deed elke dag een rondje Vondelpark en niets leek hem leuker dan dat ik een keer met hem mee liep. Met een kop vol medelijden wijs ik hem niet snoeihard af maar zeg ik dat ik er over na zal denken.

Voor dat nadenken krijg ik precies 215 seconden de tijd, want na 3,5 minuut komt het eerste berichtje van een lange reeks binnen van Date. Waarom antwoord ik niet? Heb ik al nagedacht over zijn voorstel? Of ben ik [knipoog] al een rondje aan het warmlopen? Het is dat het veranderen van mijn telefoonnummer zoveel werk is, maar ik had het gedaan als negeren geen optie was geweest.

En lieve hardloopschoen, daarvoor offer ik inderdaad mijn rondje Vondelpark op. Ik hoop dat je het begrijpt.

?

Tesja (editor Girls Love 2 Run)

Follow my blog with BloglovinFacebook Instagram & Twitter

Recent